Bewijzen van het syndroom van Cushing

Wanneer uw dierenarts het syndroom van Cushing vermoedt, zal hij een bloed- en urineonderzoek doen om de diagnose te bevestigen. Dit begint meestal met een algemeen gezondheidsonderzoek - dit zijn meer algemene tests waarbij uw dierenarts zal zoeken naar aanwijzingen dat er sprake kan zijn van Cushing.

Zoeken naar aanwijzigingen van Cushing

Als de meer algemene tests het vermoeden van uw dierenarts verder doen toenemen, of als de tekenen die uw hond vertoont de dierenarts Cushing doen vermoeden, dan worden er Cushing-specifieke tests uitgevoerd om de diagnose te bevestigen of te ontkrachten.

Aangezien de cortisolconcentratie in het bloed zowel bij gezonde honden als bij honden met Cushing's gedurende de dag sterk fluctueert, kan de diagnose niet worden bevestigd door slechts één cortisolmeting.

De twee meest gebruikte tests om de diagnose te bevestigen zijn de lage-dosis dexamethason-suppressietest en de ACTH-stimulatietest. In de meeste gevallen blijft uw huisdier in de praktijk terwijl de tests worden uitgevoerd.

Tijdens deze test krijgt uw hond een injectie met een geneesmiddel dat dexamethason heet. Bij honden die geen Cushing hebben, zal deze injectie de productie van cortisol volledig onderdrukken.

Uw dierenarts zal dit bepalen door eerst het 'normale' cortisolgehalte in het bloed van uw hond te meten. Daarna neemt hij nog twee bloedmonsters, 3-4 uur na de injectie met dexamethason en acht uur na de injectie.

Bij honden zonder Cushing zijn de cortisolwaarden na de injectie met dexamethason laag in vergelijking met de 'normale' waarden, omdat de bijnieren van de hond door de injectie met dexamethason geen cortisol meer produceren.

Bij honden met Cushing blijven de cortisolspiegels na injectie met dexamethason verhoogd, omdat de dexamethason de verhoogde hoeveelheid cortisol die door honden met deze aandoening wordt geproduceerd, niet kan onderdrukken.

Deze test toont aan of uw hond te veel cortisol produceert door de reactie van de bijnieren op stimulatie door het hormoon ACTH te testen.

Uw dierenarts zal deze test uitvoeren door eerst het 'normale' cortisolgehalte in het bloed van uw hond te meten. Daarna injecteert hij een synthetische versie van ACTH en neemt na een uur opnieuw een bloedmonster.

Aangezien ACTH van nature de productie van cortisol stimuleert, zal het cortisolgehalte na de injectie stijgen tot boven het 'normale' niveau bij honden zonder Cushing. Deze reactie is echter normaal gesproken mild - de meeste gezonde honden produceren een cortisolwaarde van 300-400 nmol/l per uur.

Bij de meeste honden met Cushing is de cortisolproductie na injectie van synthetisch ACTH veel hoger, en in de meeste gevallen wordt een cortisolwaarde van meer dan 550-600 nmol/l per uur gezien.

Heb je een geval van Cushing geïdentificeerd?

Als de eerste tests de diagnose Cushing hebben bevestigd, kan uw dierenarts verdere tests bespreken om na te gaan of uw hond een hypofyse- of bijnieraandoening heeft. De beslissing om deze verdere tests uit te voeren hangt af van de omstandigheden waarin uw huisdier verkeert.

Het opsporen van de oorzaak van het syndroom van Cushing kan verdere bloedtesten of diagnostische beeldvorming - waaronder echografie, MRI of CT-scan - omvatten.

Afhankelijk van de individuele omstandigheden wordt niet bij elke hond de oorzaak van Cushing opgespoord, maar deze tests moeten wel worden overwogen omdat ze alternatieve behandelingsmogelijkheden kunnen bieden en/of een idee kunnen geven van de prognose voor je huisdier.

In beroep gaan tegen de veroordeling van Cushing

Als de diagnose Cushing eenmaal is gesteld, is er een mogelijkheid om de gezondheid terug te brengen en het leven te herstellen. Door een effectieve behandeling is het mogelijk om de levenskwaliteit van uw hond te verbeteren en het risico te verkleinen dat uw hond andere aandoeningen ontwikkelt.

Onderzoek de behandeling

Het actieve bestanddeel, trilostane wordt gebruikt voor de behandeling van het syndroom van Cushing. Deze medicatie mag enkel door uw dierenarts voorgeschreven worden. Richt je met vragen tot uw dierenarts.